Friday, December 26, 2008

Kerstavond in La Paz

Tussen mijn drukke vrijwilligerswerk had ik de mogelijkheid gekregen een bescheiden vakantie in te plannen en in het gezelschap van een Hollands meisje, dat ik de eerste weken in Cusco had leren kennen, trok ik de laatste week van december naar het buurland Bolivië, waar we de feestdagen zouden doorbrengen… of toch zouden proberen het even ‘gezellig’ te maken.
Kerstavond, als de basis van al onze Kesselse familiefeesten is er een met onvervangbare allures. Eender op welke exotisch klinkende plek ik zou zijn, eender welke onbekend gerecht ik die avond zou voorgeschoteld krijgen, eender welke opschepperij ik tentoon zou spreiden, niets zou onze Belgische kerstboom kunnen imiteren. Desondanks had ik samen met Marijke toch het plan opgevat een zo exotisch mogelijke plaats op te zoeken en we zouden onze kerstballen ophangen in Rurrenabaque, een junglestad ten noorden van La Paz. De Westvlamingen die we waren tegengekomen in ons gezellige hostal in de Boliviaanse hoofdstad hadden ons dit idee ingefluisterd, maar waren zelf wel al drie dagen vruchteloos aan het wachten op hun vlucht. December en januari zijn de regenmaanden hier en vluchten stijgen en dalen bij hun gratie… ook wij bleken dezelfde pech te hebben, onze vlucht ging niet en we cancelden, we hadden te weinig tijd om te wachten. La Paz zou ons zijn beste kerstsfeer moeten bieden en commercieel gezien werd daar al hard aan gewerkt. Het uitgestrekte La Paz, wat naar het schijnt eender wanneer een straatmarkt op zich is, bruiste in elke hoek door de gigantische Kerstmarkt die verschillende grote straten en avenidas inpalmde. Het kwam erop neer dat je langs alle kanten ongeveer dezelfde prullen kon kopen in ontelbare straatkraampjes. Het centrum was bescheiden versierd met kerstverlichting, maar zelfs met deze ultieme poging kon het geheel niet tippen aan het Europese Kerstmis waar we elk jaar in België door overrompeld worden. Het weer was er hier uiteraard niet naar, maar daarbuiten leek het vooral iets extra dat de stadsbewoners er maar bij namen, omdat het toch een katholieke traditie was. Je kreeg niet het gevoel dat ze het meenden en als we niet zouden weten dat in België de adventskrans zijn laatste lichtjes gedoofd had, dan zouden we het geboortefeest haast voorbij lopen.
Aangezien onze Westvlaamse landgenoten eveneens gestrand waren zouden we samen Kerstavond vieren. De zoektocht naar een restaurant dat open was duurde drie uur en naarmate de middag vorderde daalden onze eisen, tot we uiteindelijk konden reserveren in een budgetrestaurant uit onze reisgids. Om toch wat huiselijke gezelligheid mee te pikken brouwden we Cuba libre’s in het hostal en samen met een bord Boliviaanse kerstkoekjes begon de sfeer er slok na slok in te komen. Toen er even later een Iers meisje heel alleen het hostal binnenkwam, haast onwetend over het thema van de avond, op zoek naar een betaalbare kamer, zagen we onze kans schoon om een eenzame uit te nodigen en onze Kerst werd er een stuk echter op. Twee uur later dan gereserveerd kwamen we uiteindelijk aan in ons restaurant, waar een bezielde ober zijn Kerstavond aan ons wijdde. Er werd ons picana en gevulde kalkoen geserveerd als typische gerechten, vergezeld van een oerslechte rode wijn. Cadeautjes waren er niet en een boom was ook moeilijk te vinden, maar met behulp van de behaaglijke kerstmuziek hadden we toch een beetje typische sfeer tegengekomen op een atypische 24e december.

Tuesday, December 23, 2008

Cuscurama I : openbaar Peru

Wonende in Cusco verplaatsen wij ons voornamelijk te voet. Zoals ik wel al eens vermeld heb heeft een voetganger hier minder rechten dan een zwerfhond en de straat oversteken vereist vaak een koelbloedige assertiviteit. Het verkeer in Cusco bestaat voor 95% uit taxi's en hun overmacht drijft velen tot almachtsfantasieën. Taxi's stoppen voor niets, niet voor voetgangers, niet voor straathonden, niet voor oude vrouwtjes, niet voor bussen en zeker niet voor elkaar. Als er iemand op hun weg komt minderen ze pas vaart wanneer ze tot op een meter afstand genaderd zijn en hun inschattingsvermogen zegt dat de kans op een botsing groot is. Naast deze almachtsneiging zijn ze ook lichtgeraakt en verwend, elke obstructie, reëel of potentieel, wordt op getoeter onthaald. Tot slot lijkt het alsof die toeter ook ongekende krachten zou kunnen hebben, want zelfs in een file of voor een rood licht wordt hij zelden onberoerd gelaten. Buiten deze meer irritante aspecten van de taxigemeenschap blijft het natuurlijk wel zo dat hun diensten spotgoedkoop zijn, overdag vragen ze 2,5 sol (0,55 €) en 's avonds 3 (0,7 €). Toch overwogen we al meerdere malen zelf een toeter aan te schaffen om hun schreeuwerigheid van antwoord te kunnen zijn.
Eenmaal je routine in Cusco zijn vaste vorm aanneemt heb je transport nodig om je dagelijkse afstanden af te leggen. De taxi's, die naar je toeteren vanaf de fractie dat je stil staat op de stoep omdat ze denken dat je hen nodig hebt, laten we zoveel mogelijk links liggen. Hun monopolie is te doorbreken mits je op zoek gaat naar het openbare vervoer in Peru.. en zoeken moet je. Buiten het absolute centrum rijden er ontelbare bussen en camionetjes rond die je naar de meest afgelegen plaatsen kunnen brengen.. als je weet welk traject ze afleggen. Haltes worden aangegeven door een bord, buskotjes zijn even zeldzaam als het gebruik van pinkers en een uurregeling is onbestaande. Bussen stoppen aan een halte, een jongen trekt de schuifdeur open en begint monotoon en in een ijltempo alle haltes af te roepen waar gestopt wordt. Zelden duidelijk verstaanbaar voor een buitenlander vraag je gewoon aan de jongen of hij stopt waar je moet zijn, je stapt op terwijl hij je aanspoort om op te stappen ("sube, sube, sube,..") en op de bus betaal je hem 0.60 Solcent (0.15 €). Elke bus lijkt zonder uitzondering een afdanker van een welvarender Westers land, zetels tonen hun voering, beenruimtes zijn standaard te klein voor mijn grootte, de lichtgevende functies van het dashboard hebben de geest gegeven en automatische deuren lijken een ver toekomstbeeld. Op gezette locaties springt de roepjongen plots uit de bus iets voor de halte, en spurt met een soort ponskaart in zijn hand tot aan een raampje waar zijn kaart wordt afgestempeld, waarna hij even gejaagd terugsprint en terstond in zijn deurgat haltes begint te scanderen.
Naast deze bussen, waar ik mij zoveel mogelijk in verplaats omdat enkele zitplaatsen mijn beenlengte toch gunstig zijn, zijn er nog de collectivos. Deze camionetjes vormen een extra leger openbare transportmiddelen en naast de routes van de bussen leggen zij vaak nog iets grotere afstanden af, naar iets minder betekenende wijken en buurten. Ook vereist zo'n busje een iets hoger niveau van zelfrelativering en tolerantie. Zo'n minibusje wordt volgestouwd met bankjes, zodat er ongeveer vier rijen mensen in kunnen. Als in de bussen mijn benen te lang zijn, dan moet ik in de colectivos mijn voeten buiten steken, zelfs Peruanen passen er maar juist in.. eenmaal de zitplaatsen vol zijn moeten de mensen met gebogen hoofd (in mijn geval gebogen rug) recht staan en de roepjongen lijkt zijn inschattingen te baseren op zijn eigen lichaamsgrootte, want een colectivo is zelden vol.. als je in een volle bus het tonijn-in-een-blik-gevoel benaderd, dan slaagt een colectivo erin tonijnen in een vingerhoedje te proppen.. fysiek contact met medereizigers is de norm en voor iemand die standaard anderhalve kop groter is dan de Peruaan zijn het benauwde toestanden, een agorafoob zou er claustrofobisch van worden. Als je vanachter zit moet er meer dan eens vier man uitstappen om je te kunnen doorlaten, terwijl de roepjongen je ook nu onophoudelijk aanvuurt, maar deze keer om zijn busje te verlaten ("baja, baja, baja,.."). Het zal niet verbazen dat ik al een tijdje geen colectivos meer neem.. ik pas er gewoon niet in.
Ondanks het kluwen waar je in beland wanneer je je in het openbaar verkeer begeeft heeft het ook nu dat beetje stadsuitdaging. De verwarring waar je in meedraait houdt je attent, alsof het niet evident is dat je op je bestemming aankomt en je voorbereid moet zijn op elke onverwachte situatie... uit de bus stappen heeft steeds iets opluchtends, zeker als je de laatste kilometers omringd werd door jeugdige Peruaantjes die juist van school komen, zich gillend op elkaar duwen in het gangpad, op plaatsen kruipen waar een volwassene niet past en op een of andere manier ook nog hun boekentasje kwijt willen.. transcendentie is de enige uitweg op zo'n moment..

Monday, December 15, 2008

In het spoor van de norse ezelgids II

Het glooiende van de laatste vier kilometers bleek enkel voor de gids te gelden, want zelfs zonder onze zware rugzakken moesten we regelmatig ons karakter aanspreken. Onze norse gids wandelde zoals steeds gezwind over eender welk rotspad, met zijn blote voeten in rubberen sandalen gestoken en zonder een druppel zweet te verspillen. Nu we niet langer in beslag genomen werden door ons eigen afzien, gaven de hoge bergen ons het genot waar we 1500m naartoe geklommen hadden. Nu en dan konden we rustig even stoppen en ons laten verleiden door de eindeloze vergezichten tussen de omringende bergtoppen. Diep onder ons zagen we de route die we de dag nadien zouden moeten volgen, acht kilometer steil naar beneden van de ruïnes tot aan de woelige Apurimac, een brug over en terug drie kilometer stijgen tot aan een pad dat 'glooiend' een valei tussen twee bergen in slingerde en ons tot aan onze laatste camping zou brengen. Het grootse van de omliggende Andestoppen deed ons clichematig klein voelen en we wisten waarvoor we onze longen uit ons lijf hadden geklauterd. Een bocht verder zagen we plots beneden ons een reusachtig terrassencomplex, de landbouwpercelen van de Incaruïne, enkele honderden meters onder de eigenlijke ruïnes,.. de eerste tekenen van Choquekiraw. Niet veel later bereikten we het lang verwachte naamplaatje en stapten we het terrein binnen van een van de laatste toevluchtsoorden van de Inca`s.. de Spanjaarden zouden het nooit gevonden hebben. Toen we over de eerste stenen liepen van Choquekiraw's resten bleek er geen levende ziel ons pad te kruisen, we waren alleen in de ruïnes en bleven gespaard van het vervuilende toeristische geroezemoes. Onze gids slaagde erin zijn norsheid af te wisselen met boeiende verhalen over de site en paste als bij wonder zijn ritme aan aan onze vermoeidheid.. waar hij zonder meer immuun voor bleef. Het grootse Machu Picchu verloor zijn mystiek bij de kracht die deze verlaten overblijfselen uitstraalden. Je stond hier niet te kijken naar een hoop stenen, maar wandelde tussen de restanten van een stad waar je al kilometers lang zicht op had gehad, fantaserend over haar aanblik, wetende dat er nog veel tussen jouw en haar ontmoeting lag. Het gaf een voldaan gevoel, alsof je alles terugkreeg wat je had moeten inzetten tijdens de zware tocht...
Het begon al te schemeren als we terugkeerden naar onze kampplaats, waar ons voorlaatste pastadiner op ons wachtte. Na het repareren van een van onze gehuurde tenten, die zich gewonnen had gegeven tegen de hevige Andeswind, kropen we ons bed in, vergezeld van bliksem en donder die ons van over een andere berg tegemoet kwamen.
De laatste dag echt stappen zou geen makkie worden.. we daalden eerst een verwoestende acht kilometer tot aan de rivier, waar we onze pijnlijke knieën even lieten rusten en drie kilometer omhoog moesten, een makkie met onze opgedane ervaring. De laatste vijf kilometer brachten ons op en neer tot aan Villa de los Lores, een gehucht met twee woningen. Een van die woningen was het hostel van een Italiaan en zijn bitsige vrouw, die haar zure gezicht bovenhaalde toen bleek dat we enkel bier en kraantjeswater wilden in deze tijden van laagseizoen. De gids zou ons immers naar het tweede huis brengen, een gigantische oude hacienda waar we onze tenten mochten opslaan. Twee families, die de vertrekken van de hacienda bewoonden en er een landbouwcoöperatieve hadden, verwelkomden ons beter dan de Italiaanse had gekund en onze tenten kregen een plaats op hun prachtige grasplein, binnen de muren van de vierkantshoeve. De gids vertelde ons hoe de vorige eigenaar, een gestoorde Amerikaan, na veertig jaar heerschappij over 3000 koeien en ontelbare Peruanen, zijn zus hier had vermoord met kokende melk... even later dronk hij doodleuk een biertje met ons en begon zowaar leuke anekdotes te vertellen over gefaalde excursies naar Choquekiraw met 120 kilo zware Amerikaanse vrouwen.. na vier dagen wisten we dan ook dat hij Paulino heette.. wat was dat geweest als we nog een dag met hem hadden getrokken..
Na onze laatste nacht in de te kleine tenten belden we een taxi die ons voor een stevige prijs terug zou brengen naar Ramal, het dorpje waar we op onze eerste nacht gestrand waren in de woonkamer van een Peruaanse taxichauffeur. De plaatselijke bevolking probeerde ons wijs te maken dat de bus naar Cusco hier niet zou stoppen en we aan hun hoge vervoerskosten overgeleverd waren, maar onze eerste chauffeur was eerlijk genoeg om hun leugens te helpen ontwijken en we stopten de eerste bus, die ons voor 2,5 € naar Cusco kon brengen, waar een duurverdiende douche ons als een nieuwe mens zou doen voelen..

de film is beter dan het boek - Choquekiraw

Sunday, December 7, 2008

In het spoor van de norse ezelgids

Peru's toeristische mogelijkheden zijn vaak van het meer avontuurlijke soort en in de buurt van Cusco kan je ontelbare trektochten doen naar oude Incaruïnes. De mythische Machu Picchu hadden we al beklommen en had niet kunnen voldoen aan mijn legendarische verwachtingen. Er was echter nog een andere incastad in de buurt, die zo mogelijk nog fabelachtiger was, maar dan vooral omwille van de schijnbaar moordende tocht die je tot aan zijn overblijfselen bracht. Om deze oude stad te bereiken moest je tot op 3300 meter geraken en voorlopig kon dit enkel te voet, de site was ook nog maar acht jaar geopend voor publiek en moest nog voor 65% verder worden opgegraven en schoongemaakt. Mijn twee huisgenoten, Rein en Marlisa, Dorien en ik, hadden het plan opgevat om de tocht naar deze "Wieg van Goud" zelf te organiseren, moe als we waren van de dure prijzen van de reisagentschappen, waarvan je nooit zeker kon zijn of het wel in orde was. Een leraar van de Spaanse school, Danny, had ons vier weken voordien ingewijd in de geheimen van de trek en zijn inside information zou ons de goedkoopste en minst toeristische weg wijzen.
Op een donderdagnamiddag vertrokken we, uren later dan we gehoopt hadden, naar het dorpje Ramal. We hadden de buschauffeur verwittigd dat we niet helemaal wilden meerijden tot in Abancay en na drie en half uur stopte hij ergens in the middle of nowhere en werden we naar voren gewenkt. We waren de enigsten die afstapten en na onze pakken uit te laden reed de bus door.. daar stonden we, half tien 's avonds, in het pikdonker, op een of andere kruising met vijf slapende huizen rondom ons. In dit gehucht zouden we volgens Danny's uitleg een taxi moeten nemen naar Cachora, waar we zouden beginnen met onze dodentocht. Ik zag nergens licht branden en klopte aan bij de eerste de beste deur.. geen gehoor. Aan de overkant van de weg bleek toch een huis te zijn waar iets een zwak schijnsel wist te verspreiden en ik waagde daar mijn kans. Ook hier waren mijn eerste pogingen tevergeefs, maar na wat luider kloppen kreeg ik antwoord van een slaperige stem. Er verscheen een jonge man in het deurgat, die bereid was ons naar Cachora te brengen.. maar niet vanavond. Het was te laat, hij wou niet meer helemaal alleen terugkeren en we zouden wel bij hem kunnen blijven slapen. Wij wilden echter absoluut diezelfde dag nog in Cachora aankomen, maar na enkele vruchteloze onderhandelingspogingen en foutieve informatie van de plaatselijke dronkaard bleek er weinig keuze te zijn.. we zouden de nacht moeten doorbrengen in dit slapende dorpje. Onze toekomstige chauffeur wees ons een kamertje toe dat voor de helft volgestapeld stond met rommel, waarin hij met behulp van een groot karton juist genoeg plaats had vrij gemaakt voor ons vier. We kropen in onze gehuurde slaapzakken en dicht tegen elkaar begonnen we aan een korte, koude nacht.
De volgende morgen om 6u bracht onze gastheer ons 45 minuten verder naar Cachora, een iets groter dorp, dat nietig aan het ontwaken was in een dal, overheersd door het overweldigende zicht van een onverzettelijk, besneeuwd bergmassief. We zouden hier ezels moeten huren om ons materiaal te dragen en onze taxichauffeur zei dat hij ons daar wel bij kon helpen. Hij bracht ons naar een vrouw, waar hij vermoedelijk een of andere regeling mee had, en voor 45 soles per dag (11€) konden we een ezel en een begeleider meekrijgen. We gingen onbijten en bij onze terugkeer was ook de ezelgids aangekomen. Hij zag dat Rein, Marlisa en ik zelf onze lichtgevulde trekrugzak zouden dragen en dit bleek hem zorgen te baren. Hij waarschuwde ons dat de tocht bijzonder zwaar zou worden en aangezien we eten voor vier dagen meehadden zou de ezel geen extra last kunnen dragen als iemand van ons het moeilijk kreeg. Hij raadde ons met klem aan nog een lastdier te huren en na wat overleggen volgden we zijn ervaring en namen voor 20 soles (5€) nog een paard mee.
Omstreeks half tien 's morgens vertrokken we dan eindelijk, met de adembenemende sneeuwtoppen voor ons, in het spoor van onze lastdieren en hun begeleider, die ons al na enkele meters achter zich hadden gelaten. De eerste kilometers waren best aangenaam en we voelden de weinige uren slaap niet. We volgden een redelijk breed pad en per kilometer stond er een paal om ons op de hoogte te houden van de afstand die we al hadden afgelegd. Bij de twaalfde kwamen we aan het eerste vergezicht op 3000 meter hoogte en konden we zowaar in de verte ons einddoel al zien. Daar lagen ze, de ruïnes, boven op de kam van een beboste berg, aan de overkant van het dal, met de schuimende, bruine Apurimac tussen ons in. We zouden eerst nog de berg moeten afdalen waar we opstonden tot 1800 m, de rivier moeten oversteken en een hallucinant pad omhoog moeten nemen dat we van hier konden zien zigzaggen over de bergflank, maar de vergane incastad zouden we bijna voortdurend kunnen blijven zien..
Veel tijd om te meimeren was er niet, want onze gids bleek haast te hebben. We begonnen aan een kilometers lange afdaling tot aan de eerste camping die we tegenkwamen. Onze gids was er uiteraard al, klaagde wat over het tempo van Dorien en maande ons aan niet te lang te pauzeren, waarna hij zwijgzaam, op de grond gezeten wachtte. Na een snelle lunch namen we het laatste pad tot aan de rivier, waar een houten brug ons naar het eerste stuk van de gevreesde beklimming zou brengen. Danny had ons al gewaarschuwd voor het surrealistische aspect van de klim, maar ik was er vrij gerust op.. overmoed zo bleek. Ik geraakte onmiddellijk achterop en na twee bochten moest ik hijgend pauze nemen op een lang stuk. De weg was onmenselijk steil en de kracht was weg uit mijn benen, ik zette mijn rugzak op de grond en nadat ik terug gewoon adem kon halen probeerde ik energie te putten uit een snickers. Mijn medelijders waren ver voor en ik zag niemand meer, ik nam rustig mijn pauze, maar had het moeilijk. Ik snoerde mijn rugzak weer vast en begon met nieuwe moed.. tot aan de volgende bocht. De hoogte was moordend, het steile grindpad dodelijk en de twee korte nachten voordien fataal. Het zoeken naar een ritme leverde niets op en mijn reserve aan karakter dat ik nog overhad slonk stap voor stap.. samen met mijn trekkersego. Doorgaan bleek de enigste optie, maar het beeld van de gids die terugkeerde met zijn ezels om me te helpen flitste heimelijk door mijn hoofd. Ik wou niet opgeven, maar alleen, in het schemerdonker, zonder het doel in zicht, leeg en moe... tot ik Dorien mijn naam hoorde roepen.. ze waren aan het pauzeren en het leek niet ver te zijn.. ik riep terug dat ze moesten wachten. Bij het bereiken van de twee meisjes wierp ik mijn rugzak af en stortte mijn vermoeide hart uit.. zelden had ik zo'n zware klim gedaan, ik was op. Na een stevige pauze nam Dorien me op sleeptouw, zigzaggend over de helling werd het donker en we haalden de koplampen boven, we bleven afzien en ik bleef vruchteloos zoeken naar een ritme, bocht na bocht, zonder een zicht op de camping, het witte licht van mijn lamp volgend... tot ik even verderop dezelfde lichtjes zag bewegen en een bord 'Santa Rosa' kon lezen.. onze campingplaats. Zelden was ik zo blij geweest een naamplaats te lezen, we stapten de laatste meters tot aan de welverdiende bamboebank, met zicht op onze metgezellen die aan de tent bezig waren. De eigenaar van de camping, mankend met een wandelstok, grinnikte onophoudelijk bij het zien van onze afgematte gezichten... Na een douche, afgetapt van de rivier, kwam de welverdiende pasta en een weinig later ritsten we onze slaapzak dicht voor een iets langere, warmere en zo verdiende nacht.
De volgende morgen, die later begon dan onze gids gehoopt had, moesten we nog vier kilometer afwerken van de helse beklimming waarop ik de avond voordien mezelf was tegengekomen. Dit laatste stuk was zo mogelijk nog zwaarder, maar onze moraal was heel wat sterker, al gauw vond ik m'n ritme en wisten we de berg te overwinnen. Tegen de middag bereikten we Marampai, onze volgende camping, vanwaar we terug het vertrouwde zicht hadden op de indrukwekkende locatie van ons einddoel. Onze gids was zoals steeds lang voor ons aangekomen en het leek er steeds meer op dat hij enkel contact wilde met de lastdieren die hij begeleidde, ons kon hij enkel aanmanen sneller te gaan en zijn job bleek voor hem al lang zijn charmes verloren te zijn. Desondanks had hij beloofd ons te zullen gidsen eenmaal we in de ruïnes zelf waren en we hoopten dat hij daar zijn reputatie alsnog zou bijspijkeren.. We zetten de tenten op, aten en vertrokken naar de vergane incastad, die nog vier glooiende kilometers voor ons lag.. een makkie..

de film is beter dan het boek - Choquekiraw

Friday, December 5, 2008

Cuscurama

Ik woon nu twee maand en half in Cusco, Peru. De 'Cusco shock' ligt mijlenver achter mij en ik merk dat de aanpassing stilaan al wat normvervaging teweeg brengt. De bussen met hun kapotte zetels en onbruikbare dashboard baren me geen zorgen meer; het gebrek aan stromend water op ons appartement tussen 13u en 18u en tussen 21u en 6u brengt geen ergernis meer teweeg; de opdringerige Peruanen in het centrum zijn een deel van het straatleven geworden en kunnen me nog zelden van mijn stuk brengen.. we lachen er zelfs steeds vaker mee. Je past je geleidelijk aan en voor je het weet draai je mee in het dagelijkse leven hier, sta je op straat antichuchos te eten (satés van rundsvlees en -hart), waar je voordien zo voor gewaarschuwd werd, en ben je de gewiekste verkopers te snel af door al af te dingen op hun prijs voor ze hem zelf nog maar gezegd hebben...
Cusco is eigenlijk best een grote stad. Met de lelijke, deprimerende buitenwijken erbij kom je aan een miljoen inwoners en het centrum van deze gringotown is een chaos van immer toeterende taxi's en verkopers in alle soorten en maten. Er wordt veel meer op straat geleefd en ook eten gebeurt meer buitenshuis. Elke straat is vergeven van eetgelegenheden, die vooral leven van de klanten die 's middags en 's avonds hun menu's komen eten. Soep en een keuze uit twee of drie hoofdgerechten, met een waterig theetje als afsluiter. Overdag zijn de straten van Cusco eigenlijk altijd druk. Plaza de Armas (het absolute centrum) kreunt onder de bonte toeristenstromen en ontelbare reisbureau's, de buurt rond Avenida del Sol ziet zwart van de volksrestaurantjes, kleine en grote winkels en wisselkantoren, in Tulumayo ligt een van de belangrijkste bus- en colectivohaltes, Avenida de la Cultura wordt overrompeld door schoolgaande tieners en universiteitsstudenten en verbindt Cuzco met twee belangrijke buitenwijken.. Cusco is een woelig oord en als Europeaan loop je de eerste weken verloren in deze mallemolen. Je gebrekkige Spaans moet de leidraad vormen in een bij wijlen onbegrijpelijk straatleven en de rust 's avonds heb je nodig om je zintuigen terug op krachten te laten komen... maar na twee maand is het anders.. je bent genoeg dingen gewoon geworden om een subtiele dynamiek te ontwikkelen in je relatie met de stad. Je Spaans heeft zijn sporen al verdient en je moet niet meer nadenken om straatverkopers van antwoord te zijn, je bent wat agressiever geworden in het verkeer om je plaats te verdedigen tegen het niets ontziende taxileger, je weet wat waar is en je kaartje begint weg te slijten in je achterzak.. soms begin je zelfs te genieten van die drukte en chaos, zoals je ook in een rommelige slaapkamer op je gemak kan zijn... het enige wat ons soms nog stadsstress bezorgt en menige vloek weet uit te lokken zijn de toeterende taxi's.. ze bespelen hun toeter meer dan hun versnellingspook en maken preventief schellere geluiden dan parende kalkoenen.. hoe dan ook, ik woon hier graag in Cusco, de Latijns-Amerikaanse leefwereld bestaat uit een verzameling van kleine dagdagelijkse pleziertjes, genesteld in het ongedwongene contact met de Peruanen die je een vaste klant mogen noemen.. en vele van die genoegens verdienen een klein verhaal de komende weken..