Monday, March 30, 2009

Pisco bouwer

De weg van Chiclayo naar Pisco was een vermoeiende 15 uren busrit geworden, maar al gauw werd duidelijk dat mijn tijd hier een mooie afsluiting zou worden van mijn lange verblijf in Peru. Het huis van de NGO Pisco Sin Fronteras straalde een aangename chaos uit, de internationale vrijwilligersgroep had een aanstekelijk elan en werkmoraal en de voertaal was comfortabel engels. Het intensieve leven in de half verwoeste woestijnstad slorpte me helemaal op en installeerde een sluipend verzuim van mijn virtuele activiteiten. Ik schreef wel een stukje voor de blog van de organisatie en geschreven tijdens mijn laatste dagen in mijn tweede Peruaanse thuis leek een copypaste me dan ook de beste verslaggeving.

I was traveling around Peru a few weeks ago, finding myself being tired of continuously living out of a backpack. I wanted to spend my last weeks of this long trip differently, doing something useful. I wanted to find a project to get involved in and though I had volunteered before in Cusco working in a youth prison, I felt like working with my hands now. I had heard about a devastating earthquake one year and a half ago in Pisco, a city south of Lima, shaking and flooding it’s streets and houses, destroying 80 % of the buildings and leaving 600 dead. A quick search on the internet taught me that several foreign NGO’s had helped the traumatized community and I was happy to find a Peruvian one that excepted anybody who wanted to get their hands dirty for any period they wanted.
About two weeks ago I arrived in dusty Pisco at the headquarters of PSF, the three housedogs greeted me gently and escorted me from my mototaxi to the front door. After a quick call, Jen (project manager) and Harold (big, serious boss) came over, gave me a tour of the house and guided me to one of the free bunk beds. An hour after my arrival I was working with the rest of the volunteers in a soon-to-be school close to the center of Pisco, sifting sand and sweating in the harsh afternoon sun. The contact with the rest of the cheerful group was relaxed and spontaneous, it didn’t take me long to feel at home in the lively house at Pisco Playa. If anything, the lovely cook Carolina would drag you into the common moments and her charming personality did not only cheer up her exquisite cooking style…
Today I find myself writing this blog, realizing how fast the two past weeks have gone by, how few times I mailed my friends at home and how intense the hours and days here have been. The work has been hard once in a while, but the reactions of the people always rewarding. Monday we were pouring a concrete floor, joking and laughing with the father of the family and his friends, though very few of us spoke their language. Yesterday we started the day demolishing a little wall next to a house and in the afternoon we were dragging down some dangerous iron constructions in the Ebenezer school, where we had been working when I arrived. The principal always welcomes us with a pure smile, showing her gratitude every time we drop by.
Though we work five full days a week and a half day on Saturday, it’s not all work that occupies us. Sometimes we go to the beach, try to fish something standing on the old pier or we jump in the nearby swimmingpool and relax untill we're exhausted. At night we drink a beer, have a chat, a conversation and a laugh, supported by the occasional bonfire and guitar chord. Last weekend about six new volunteers arrived, followed by three more on Monday and Tuesday, making our group a record of 25 for dinner that night. The Irish couple Karl and Niamh provided an Irish breakfast that morning, continuing their celebration of Saint Patrick’s day after evening dinner with a modest shot of Baileys and Tia Maria, some river dancing and lots of Irish music. The little party afterwards gave Saint Paddy all the respect he deserved. The next morning was slightly more difficult, but, dedicated as always, everybody was present at the morning meeting.
On Sunday I’ll have to say goodbye to Pisco, but the most difficult part will be my departure from our house in Pisco Playa. The rewarding work, fun and friendship I found there made for the most beautiful ending of my six months here in Peru and the warm heart I dedicate to this place has nothing to do with the burning desert sun...

Thomas (Leuven, Belgium).

Sunday, March 15, 2009

Off the road

Een week in het helse Lima had veel gevraagd van mijn tolerantie, ik had nood aan wat rustigere oorden en merkte dat ik de groene bergen rondom Cusco miste. Tussen de maalstromen en claxonstoten van de grootstad was ik hier en daar beslopen geweest door een vaag gevoel van melancholie en ik voelde dat het tijd werd om verder te gaan. De avond na het bezoek in Lurigancho kwam Dorien toe in Lima, Pierina en Juan konden haar voor één nacht te slapen leggen en de dag nadien vertrokken we 's avonds richting Trujillo, in het toeristenarme Noorden van Peru. We hadden allebei wat genoeg van de drukte op de gringotrail, die vaak bevolkt wordt door toeristen die van hostal naar hostal reizen, enkel met engelssprekenden omgaan, de helft van hun trip toewijden aan zuipen en bezienswaardigheden standaard awsome en amazing vinden... "you really have to see it". Soms lijken verhalen die je hoort wel een opbod, alsof diegene met de meest bezochte sights met eeuwige reizigersroem naar huis mag en dat vlagje op zijn rugzak extra waarde krijgt. Wat je te zien krijgt langs die trail is absoluut de moeite, maar het prachtige Peru lijkt door sommigen wat herleid te worden tot een prentjesboek in plaats van een land dat je bezoekt. Ze rijden lange busritten van hoogtepunt naar hoogtepunt, schuiven aan om dezelfde foto als hun voorganger te nemen en eten tien keer duurder dan Peruanen, afgewisseld met de vertrouwde KFC en McDo. We wilden voor slow tourism gaan en een rustigere route volgen, die ons langs wat kleinere dorpen de bergen zou inleiden en meer 'off the beaten track' zou zijn... onze tijd nemen. Net zoals het Zuiden van Peru is het Noorden rijkelijk bezaaid met ruïnes allerhande, maar het grote verschil is dat ze grotendeels pre-Inca zijn en dus minder worden opgehypt. Daarnaast is het Noorden heel wat goedkoper en heeft een heel andere keuken, die aan de kust overladen is met vis- en zeevruchtgerechten, waaronder de verslavende ceviche (rauwe vis bewerkt met limoensap).
Onze eerste busrit bracht ons in Casma, één van die dorpjes waar we rustig aan slow tourism konden doen, tijdens de 9 uur die het ons gekost had om er te geraken waren spijtig genoeg onze camera's gestolen. Een bezoek aan de wc tijdens de nacht had vlugge vingers hun begeerde kans gegeven, Dorien sliep en had niets gemerkt. Hoewel licht geprikkeld stak al snel ons getraind relativeringsvermogen de kop op, er waren bijna geen foto's verloren gegaan en we zouden ergens wel een nieuwe camera kunnen kopen.
Na een nacht in het gemoedelijke vissersdorp trokken we verder naar Trujillo, de laatste echt grote stad op onze tocht en de laatste toeristische trekpleister voor we resoluut het binnenland in zouden gaan. Een lange onderhandeling leverde ons allebei een mooie, goedkope camera op en gewapend met ons nieuwe kleinood vertrokken we na een paar dagen naar onze eerste bergbestemming van velen. We namen rustig onze tijd en op Andesdrafje kwamen we enkele dagen later in Cajamarca, een iets grotere stad die zich trots Peru's carnavalhoodstad mag noemen. Toevallig hadden we juist het grootste feestweekend uitgekozen en de eerste avond laveerden we tussen groepjes zingende locals op het Plaza de Armas, die ons om de beurt drank aanboden en gesprekken startten in hun beste engels. Net zoals in de vorige dorpjes bleken we geen vertrouwd zicht te zijn, mensen konden zelden hun blikken verbergen, lachten schuchter bij begroetingen en collega's kwamen we niet tegen. De laatste dag belandden we in het beruchte hoogtepunt van Cajamarca's carnaval.. in de late voormiddag hoorden we vanuit ons hostal getrommel en geroep op de straten en een snelle blik toonde groepjes drinkende, muziek spelende jongeren die door de straten marcheerden, andere groepen, zichzelf en onschuldige omstanders nat maakten en met verf bekladden.. taxi's, combi's en bussen van kleurrijkere carrosserie voorzagen en het ontdekken van zeldzame, nietsvermoedende gringo's met druipende kwasten vierden. Als bij wonder ontsnapten we haast ongeschonden uit de binnenstad, maar ik moest nog terug voor een paar praktische zaken... de verflust was er niet minder op geworden.. het zou lang duren voor ik een stad tegenkwam waar ik het rood en geel uit mijn jeans en polo kon wassen..
We reisden verder en met de hulp van de immer vriendelijke bergbewoners haalden we steeds minder onze reisgids boven. Ons Spaans doorbrak de nieuwsgierige blikken van de mensen op straat en hun spontane gastvrijheid deed de rest. Busuren, hostals en restaurants selecteerden we uit de tips van plaatselijke bewoners, we verbleven zelden voor meer dan 10 sol (2,5 €), aten wat de pot schafte en zagen lange tijd geen enkele toerist op ons pad... zelfs over bezienswaardigheden bleek onze gids vaak nog iets te kunnen bijleren. Uiteindelijk leerden we één Spanjaard kennen, onze enige vriend onderweg, met wie we een carnavalsfeestje vierden in een charmant bergdorpje, dansend rond een boom om hem uiteindelijk om te hakken. Twee dagen later waren we al weer alleen en wandelden we naar het hoogtepunt van onze trip, Kuelap, een indrukwekkend pre-Incafort boven op de kam van een 3000 meter hoge berg, overgroeid door bomen, planten en donkerrode epifyten, alsof Mogli's apen er niet lang geleden hun thuis van hadden gemaakt. Een lange tocht achterin de kofferbak van een pick-up, de steile bergweg naar beneden, langs de schemering, de vallende avond in, bracht ons uiteindelijk in Chachapoyas, waar onze wegen zouden scheiden. Dorien zou verder reizen naar het Noorden, Ecuador in, ik zou terugkeren naar het Westen, naar de kuststad Chiclayo. Dat zou mijn laatste stop worden, ik had er een beetje genoeg van uit mijn rugzak te leven en had besloten mijn laatste weken door te brengen in een bouwproject aan de kust, in Pisco, een stadje drie uur onder Lima, midden in de hete woestijn...

Monday, March 2, 2009

Tg in een misdaadstaat

De laatste congresdag werd voorzien van de nodige afscheidsrituelen en dankbetuigingen, het succes van de conferentie moest uiteraard benadrukt worden en de aristocratische Marilu wist de zaal zelfs recht te krijgen om samen een lied te zingen, dat ze uit volle borst en met iets te hysterische geestdrift begeleidde. Na de laatste folkloristische dans verzamelden we en namen een taxi naar San Juan de Lurigancho, het district waar de gevangenis zijn immense terrein insloot.
We wachtten voor de hoge muren tot iedereen was aangekomen en gingen binnen in wat de grootste gevangenis van Zuid-Amerika zou zijn. Gebouwd voor 2000 gevangenen houdt Lurigancho nu 12000 delinquenten vast, zolang deze massa niet uit de voegen naar buiten sijpelt is de directie tevreden, controle en repressie zijn al lang onhaalbare doelstellingen geworden, het dagelijks beleid ligt in de handen van de meest machtigen onder de bewoners. De gevangenen kunnen doen en laten wat ze willen en doorheen de tijd heeft er zich een ware microsamenleving gevormd binnen de hoge muren, gevoed door geld, gebaseerd op criminaliteit en geleefd volgens de straatregels van buiten. Corruptie tiert welig en alles, maar werkelijk alles, is te verkrijgen binnen de beslotenheid van het gevangenisleven... als je genoeg geld hebt. Een nieuwe gevangene wordt naar zijn afdeling gebracht, waar hij moet betalen aan een groepje zwaardere mannen om binnen te mogen en waar hij maandelijks huur moet betalen voor zijn onderdak. Wie geld heeft kan ergens bij in een cel kruipen, waarvan de sleutels in handen zijn van de gevangenen zelf en die nooit gemaakt werden voor het aantal dat ze nu te slapen moeten leggen. Wie geen geld heeft belandt in de straten en gangen van het immense complex, als een bedelaar aan een onzichtbare ketting. De concentratie van criminaliteit zorgt voor een broeierige tijdbom, die van tijd tot tijd stoom moet aflaten in de vorm van geweldadige confrontaties. Binnen de muren gebeuren er geen controles, bendes worden gewoon verdergezet en bepalen het reilen en zeilen van het dagelijks leven, wapens zijn te koop bij de juiste mensen, tot mitrailleurs en handgranaten toe, drugs vindt je overal en zijn goedkoper dan buiten.. ze worden geproduceerd door twee afdelingen die hele labo's hebben weten te installeren in hun woonplaats. Hun handeltje is lucratief, ze schijnen als pimps te leven in hun cellen, vermaakt door dvdspelers en plasmaschermen. Negentig procent van de gedetineerden leeft grotendeels onder invloed en probeert zo de lege dagen door te komen, want de gevangenis zelf biedt geen enkele vorm van werk, ontspanning of nuttig tijdverdrijf. Het enige wat hun gemoederen wat tot rust kan brengen zijn de prostituees, die elke vrijdag clandestien worden binnengelaten en vaak zondagavond pas terug de deur uitgaan. Binnen deze kleine misdaadstaat werkt de therapeutische gemeenschap Anda met de gevangenen die iets aan hun verslavingsprobleem zouden willen doen, mits kleine gunsten voor bigshots in de verschillende afdelingen worden ze met rust gelaten en kunnen ze werken in een apart gebouw, geschonken door een religieuze vereniging.
Onze groep geïnteresseerden werd vergezeld door vier werknemers van Anda, de directeur Tony zou ons binnen opwachten. Na twee controles, inclusief vingerafdrukken en fouillering, stonden we voor de hoge hekken om binnen te gaan. Achter deze ijzeren scheiding kon je het gevangenisleven zien broeien, luidruchtig geroezemoes, slinkse blikken, groepjes mannen die bijeen stonden.. om in de Tg binnen te raken moesten we een paar gangen doorlopen, tussen de gevangenen door.. ik ga niet ontkennen dat mijn hart luider begon te slaan. De hekken werden geopend en in groep stapten we vier gangen door, die vermoedelijk langer leken dan ze waren. We werden uiteraard vergezeld door de werknemers van Anda, maar ik voelde de spanning bonzen in en rondom me. Slechts hier en daar werden we aangesproken voor een aalmoes, maar voor de rest werden we eigenlijk mooi met rust gelaten. Hoe dan ook was ik blij toen ik Anda binnenstapte en de zinderende spanning van de lange gangen achter me werd buitengesloten.
We kregen een rondleiding op het gelijkvloers en gingen naar boven naar de woon- en eetruimtes. De bewoners werden bijeengeroepen in de keuken en aan de lange tafel vertelden enkelen hun immer schrijnende verhalen. Hoe ze in de gevangenis nog lager vielen dan buiten, hoe onder invloed zijn hun leven was geworden, hoe ze al besloten hadden dat ze verslaafd zouden sterven, hoe ze hoorden van het project van Anda en dan uiteindelijk hier belanden. Ze vertelden over de moeilijke eerste maanden, de verleidingen die de drugswalmen van het aangrenzende paviljoen losweekten, de druk van het samenleven. Maar de meesten eindigden hun verhaal met wat Anda hen al had bijgebracht, hoe ver ze al waren en hoe sterk ze zich nu voelden. Verschillende ex-bewoners hadden verantwoordelijke posities ingenomen in de Tg en de meesten van hen verbleven ook nog in het gebouw. Hun vriendelijkheid en zelfvertrouwen hadden ze te danken aan hun lange werk in het project.
Na een kleine lunch nam Tony ons mee de tuin in en vertelde over de verschillende fases in het programma, over het vallen en opstaan van bewoners en over hun konijnenkweek. Ik was erg onder de indruk, werken met verslaafden is één ding, maar werken met een groep gevangenen, die doordrongen zijn van de straatmentaliteit, die hun emoties diep begraven hebben onder de ruwe bolster van de misdaad en die soms levensdelicten op hun geweten hebben, lijkt me een net iets grotere uitdaging.
We namen afscheid van de bewoners en begaven ons naar de uitgang, de portier liet ons de drempel overstappen en wederom was het contrast overweldigend. Ik was al iets meer op mijn gemak, maar het verlaten van de rustige oase van de Tg stelde mijn zintuigen weer scherp. De lange, vensterloze gang waar we instapten leek op een overvolle winkelstraat, gevuld met druk geroezemoes en overdekt door een stoffige waas die iets weg had van smog in een grote stad. De gangen waren al iets korter geworden, maar deze keer voelde ik bij elke stap de overbevolktheid van de gevangenis op mijn lijf drukken, als een zware stapel dekens waaronder je naar een betere positie zoekt. Aan de poort was er heisa rond leveringen die toekwamen, armoedige gevangen verdrongen elkaar om te helpen dragen, wat hen een Sol zou kunnen opleveren. We werden vlot doorgelaten door de bewakers en achter ons zagen we hoe ze hun matrakken bovenhaalden om de bende opdringerige schooiers op een afstand te houden. Angstig stoven ze uiteen, maar bijna even snel staken ze hun arm terug door het traliewerk om de aandacht te trekken. Lurigancho maakte geen onderscheid tussen veroordeelden, normalen, gehandicapten, mentaal gestoorden, allemaal konden ze hun tijd er slijten.. het enige onderscheid dat er was werd bepaald door het geld waarmee je binnenkwam, als je dat niet had werd je niet alleen veroordeeld tot gevangenschap, maar ook tot bedelarij...

Monday, February 16, 2009

Lima op wereldniveau

Na mijn relaxte bezoek aan de Argentijnse wereldstad zou ik een week doorbrengen in het chaotische Lima, dat toeristen meestal geen blik waardig gunnen, waar weinigen positieve verhalen over hebben en wat de bedenkelijke reputatie heeft een van de gevaarlijkste steden ter wereld te zijn. De sloppenwijken rond Lima worden vaak in één adem genoemd met hun onleefbare evenbeelden in Rio en Caracas en krijgen van de inwoners de naam "Ring van Miserie". Veel toerisme was ik dan ook niet van plan in deze broeiende metropool..
Begin november waren we met een paar vrijwilligers naar een congres van therapeutische gemeenschappen (Tg) geweest in Arequipa (Tg's zijn langdurige behandelingscentra voor drugsverslaafden). De interactiviteit, motivatie en menselijke energie waaraan we toen hadden mogen deelnemen, was aandoenlijk geweest en de ervaring had nog een tijd nagezinderd. Bij ons afscheid daar in Arequipa hadden de deelnemers ons aangeraden naar het wereldcongres van Tg's te gaan in februari, dat dit jaar in Lima zou doorgaan. Het was een kans om als leek kennis te maken met de uitgebreide, professionele wereld van verslavingsbehandeling en hoe vaak zou ik nog zo'n internationale faam mogen aanschouwen. Mijn verblijf hier zou ik sowieso verlengen en ik kon me gelukkig inschrijven aan de prijs voor Latijns-Amerikanen (drie keer zo goedkoop). De Limeense vrienden van mijn promotor, Lennia en Raffael, vonden het geen enkel probleem om mij een week te gast te hebben. Ze zouden het zelf echter erg druk hebben en brachten me onder bij de ouders van Raffael, Pierina en Juan, een kranig koppel dat in een prachtig huis woonde in San Isidro, een van de rijkere wijken van Lima en een oase in de stedelijke wildernis.
Ik had twee dagen rust na mijn landing alvorens het congres zou beginnen met een "sociaal event" in de Club Social Miraflores, een sjieke club waar rijkelui hun privacy kunnen afkopen en afgeschermd van de buitenwereld hun kliek van gelijkgestemden ontmoeten. Toevallig kwam ik de organisatrice van heel het gebeuren tegen, een stevig geshminkte aristocrate, die me mee naar boven leidde en voorstelde aan een of andere Canadese gastspreker, alsof wij elkaar vanuit onze beider werkvelden iets bij konden brengen.. na de obligate uitleg over de man's geplande lezing 'Workforce development: Certification's central role', waar ik zelfs in het engels weinig van kon maken, bleken de traditionele koetjes en kalfjes het gelukkig ook nog steeds goed te doen. Het happy-few-sfeertje dat de club uitstraalde begon me al gauw in de kleren te kruipen, ik at een aantal weinigzeggende hapjes en nam afscheid van de sympathieke Canadees, schreef me snel in, waarbij ik zowaar een uitgebreide congresmap ontving, en ging een Peruaanse hamburger eten om het niveau terug wat in evenwicht te brengen. Even later vertelde Pierina me dat de organisatrice, Marilu de Gonzales Posada, de vrouw is van een congreslid en voor haar prestige vermoedelijk meer van belang is bij de conferentie dan oprecht altruïsme. Als rijke Limeense zou haar Tg voor straatkinderen ook eerder filantropische bezigheid zijn dan liefdadigheid.
De volgende morgen begon de eerste dag van het eigenlijke congres. Ik moest een bus nemen naar de 'Universidade de Lima' en eenmaal ik de bescherming van het behaaglijke San Isidro een paar straten achter me had gelaten, stapte ik regelrecht in de absolute verkeershel van het ochtendlijke Lima. Aan de bushalte was het een hectisch kluwen van bussen en micro's, die samen een dik gordijn van schel getoeter produceerden, waar hun roepjongens doorheen probeerden te geraken om tegen elkaar op hun haltes aan te kunnen prijzen. Soms dook er plots een helper op aan een halte, die dan ook even zijn keel openzette om hun bus vol te krijgen en bij het wegrijden een sol toegestopt kreeg. Bussen en micro's probeerden elkaar regelmatig net voor te zijn bij de volgende halte, wat soms in benauwde wedstrijdjes resulteerde. Tussen dat lawaaierige spektakel zigzagden de eeuwige kleine, gele taxi's, die ook hun klanten moesten weten te strikken en wiens toeter evenmin stilstond. Aangekomen op mijn bestemming besefte ik dat de wet van de sterkste niets te maken heeft met Darwin's ontdekkingen op de Galapagos, maar gewoon hier werd uitgevonden, in de moordende ochtendspits van het vervuilende, verouderde Limeense verkeer. Vergeleken met de chaos waar ik in was terechtgekomen was Cusco een paradijs geweest en ik voelde me bijna schuldig ooit zo tekeer gegaan te zijn tegen de drukte in mijn tijdelijke Peruaanse thuis. Achteraf vertelden Limenen me dat de concurentie in het openbaar verkeer moorden is en dat er soms tot acht bedrijven op een zelfde lijn rijden, vandaar hun competitiedrang...
Nadat ik als bij wonder uit mijn bus was geraakt, begaf ik mij naar de blitse gebouwen van een van Lima's betere privé-universiteiten, waar enkel de welgesteldere Peruanen 2500 sol per maand voor kunnen neertellen (605 €). Publieke universiteiten bieden alles behalve degelijk onderwijs in Peru en zelfs de goedkopere privé-universiteiten vragen 2000 sol per maand (485 €), onnodig uit te leggen hoe de armoedecirkel hier in stand gehouden wordt. Zoekend naar de ingang werd ik naar binnen geleid door Flor en Ana, die ook rondliepen met hun zwartleren congresmapje en werkten in een Tg in de gevangenis van Lima. Ze stelden me binnen onmiddellijk voor aan hun collega's en hun groepje zou me vanaf dan mee op sleeptouw nemen tijdens het congres en in het desoriënterende Lima. We gingen samen naar de grote congreszaal, alwaar de komende vier dagen zowaar geopend werden door de president van Peru, Alan Garcia, die vermoedelijk het prestige van Marilu nog wat kracht kwam bijzetten. Zijn verschijning stond niet op het programma en de man's imposante retoriek en lichaamsomvang misten hun uitwerking niet, de staande ovatie was onvermijdelijk.. hoewel vele Peruanen nadien de kracht van zijn woorden relativeerden door duidelijk te maken hoe weinig ze overeenkomen met zijn daden. Na Alan Garcia begon het eigenlijk pas echt en vier sprekers brachten korte lezingen over de standaarden en normen van een Tg, waarrond dan in de namiddag een uitgebreid aanbod aan workshops voorzien werd. De volgende twee congresdagen waren op dezelfde manier opgebouwd, eerst theoretische sprekers en nadien meer praktische benaderingen. Het aanbod was erg interessant en hoewel de sfeer tussen de deelnemers erg gemoedelijk was, voelde ik me soms wat misplaatst tussen de wetenschappelijke elite van de verslavingswereld. Het was soms grappig hoe mensen na een korte kennismaking kaartjes wilden uitwisselen, zelfs als ze wisten dat ik nog maar juist afgestudeerd was en hen vermoedelijk niet echt iets te vertellen zou kunnen hebben. Ik beantwoordde hun naamkaartjes dan steeds met een snel neergekrabbeld emailadres en het was aandoenlijk hoe ze er gemeend op stonden contact te onderhouden 'voor eventuele samenwerkingen in de toekomst'.
De mensen van de Tg in de gevangenis van Lima waren zo wat mijn congresmaatjes geworden en de vrije zondag bracht ik door met Tony, die me naast een heerlijke cebiche (rauwe vis in limoensap) ook liet proeven van het mooiere Lima met haar sfeervol verlichte, koloniale centrum. Hij slaagde erin Lima's reputatie toch een klein beetje bij te schaven, hoewel hij me meermaals duidelijk maakte welke wijken ik moest vermijden en hoe gevaarlijk deze overbevolkte stad voor een onbekende kan zijn. Daarnaast vertelde hij me over hun Tg en nodigde me uit om de laatste dag, na de eindceremonies, mee op bezoek te gaan in de gevangenis. Een kleine delegatie van Tg's in Spanje zou al een rondleiding krijgen, omdat ze inspiratie wilden opdoen voor gevangenisprojecten bij hun en Tony schreef me mee in, zodat ook ik de verschillende veiligheidscontroles zou kunnen passeren...

Thursday, February 5, 2009

Fair Winds

Na het bezoeken van de Argentijnse watervallen, incluis een snelle boottocht die ons in luttele seconden drijfnat de rest van de dag deed doorbrengen door een speelse aanvaring met het water, restte ons nog een laatste rodizio van vlees, wiens kwaliteit niet moest onderdoen voor zijn kwantiteit en de rekbaarheid van ons maagdarmstelsel nogmaals tot het uiterste dreef. Het afscheid de morgen nadien was even intens als de drie korte dagen en de taxichauffeur bracht me vlotjes over de grens, terug Argentinië in. Daar, in Puerto Iguazu, zou mijn bus 's avonds vertrekken naar de befaamde hoofdstad van dit immense land, die al enige tijd tot mijn verbeelding sprak...
Achttien uur later reden we Buenos Aires binnen, ik nam afscheid van het Israëlische koppel dat ik op de bus had leren kennen en me hun visie op hun jarenoude geschiedenis van conflicten had gegeven en ging ondergronds de metro in naar de wijk Palermo. Toen ik even later aan het adres kwam van het hostel dat ik had uitgekozen, bleek hun infrastructuur met de grond gelijk gemaakt te zijn. Lichtjes ontgoocheld in mijn gids liet ik een taxi me dan maar naar de wijk San Telmo brengen, waar ik een andere verblijfplaats op het oog had. De vriendelijke vrouw begeleidde me naar een erg goedkope slaapzaal met acht bedden, ik stopte mijn locker vol, douchte me en vertrok voor een eerste verkenning van het gigantische Buenos Aires. Gran Buenos Aires telt 14 miljoen inwoners, het centrum 3 miljoen, en haar schaakbordpatroon lijkt eindeloos door te lopen. De metropool is meer in de breedte gebouwd dan in de hoogte, wat haar enorme uitgestrektheid verklaart, wolkenkrabbers zijn schaars en de meeste huizen zijn slechts vijf á zes verdiepen hoog, wat sommige wijken precies genoeg lucht geeft om te ontsnappen aan de drukte van haar wereldstad rondom. Daarnaast zorgt haar ligging vlakbij de zee voor frisse winden die smog vroegtijdig uiteendrijft en een heldere lucht aanvoert.
Buenos Aires is een stad met een enorm rijke geschiedenis en verschillende migratiegolven hebben haar bevolking en uitzicht vorm gegeven. Porteños, want zo worden haar inwoners genoemd, staan bekend voor hun Italiaanse manier van Spaans praten, hun ontelbare cafés met hoge plafonds en sierlijke decoraties die doen denken aan Parijs, maar wel kwaliteitskoffie serveren zoals in Italië en Portugal. Het vlees dat in de restaurants in grote lappen op barbecues (parilla) gegrild wordt is van het wereldvermaarde Argentijnse soort, waar ook in België veel geld voor betaald wordt, terwijl de Italiaanse immigranten hun roots eer blijven aandoen door de vele pizza- en pastazaken die de straten rijk zijn. Ook de Engelsen hebben hun invloed nagelaten, aangezien elke Porteño (en Argentijn) zichzelf rond teatime een 'mate' zet, die met een aantal vrienden uit één tas gedronken moet worden met een soort metalen rietje. Die verslaving verklaarde waarom we aan de Argentijnse kant van onze watervallentocht zoveel bezoekers met een thermos hadden zien rondlopen, zo onafscheidelijk als wij Belgen onze zonnecreme koesterden.
's Avonds in het hostel werd ik al gauw gecharmeerd door de gemoedelijk sfeer die er hing tussen de bewoners en de morgen nadien werd ik bij het ontbijt uitgenodigd voor een parilla, 's avonds op het dakterras. In de late namiddag kwam ik terug van mijn stadstocht en samen met Earl (een Canadees), Camilo (een Columbiaan) en een paar Australische meisjes gingen we vlees kopen in de lokale markt. Het twee centimeter dikke stuk vlees woog om en bij de 700 gram (bot meegeteld) en kostte me een bescheiden 11 pesos (2,4 €). Earl ontfermde zich over de handige barbecue, bleek wel wat ervaring te hebben en zijn trage grilltechniek kreeg onze unanieme zegen. We warmden op met een glas rode wijn, misschien wel even beroemd als het plaatselijke vlees, en de eerste hap van de Bife de Ancho (ribsteak, ik ken de naam niet in het nederlands) veegde in een klap al de mogelijk twijfels weg die er ooit geweest zouden kunnen zijn over het eten van dieren. Onbewust en onweerstaanbaar moest ik mijn ogen sluiten uit respect voor dit prachtige stukje vlees, sappiger dan een perzik, zachter dan roomboter en met een smaak die zelfs die ene legendarische paardensteak in Vilvoorde nooit had weten te bieden... er was slechts een snuifje zout aan te pas komen, maar elke poging om bij te kruiden zou ronduit een belediging zijn voor de klasse die mijn bord bedekte. Wanneer ik mijn ogen terug opende wist ik het zeker.. ik zou nooit of te nimmer vegetariër worden.. elke hap die volgde wist me eenzelfde genot te bieden en het boeiende was dat er doorheen het stuk ook verschillende smaakdraden zaten, wat ik in een Belgische steak nog nooit was tegengekomen. Ook de anderen konden hun lyrische complimenten niet voor zich houden en er werd nog lang nagekaart over smaak, textuur en aanverwanten... niemand van ons dacht dat we twee dagen later een stuk zouden grillen dat unaniem nog smaakvoller zou worden beoordeeld..
De meeste hostelgenoten brachten hun dagen grotendeels palaverend door in onze aangename woonst, 's avonds werd er meerdere fles bier geopend en de slaapzalen werden pas laat gevuld. Desondanks probeerde ik er elke dag op uit te trekken om de stad te zien, die me meer en meer het gevoel gaf ergens in Zuid-Europa te zijn. Het vele groen in het centrum gaf de avenidas soms een eerder provinciale look, de meeste wijken ademden een klasse uit die genoeg te bieden had om hun eigen karakter vorm te geven en een wijk zoals San Telmo slaagde er zelfs moeiteloos in pittoresk te zijn. Het verkeer was druk, maar properder en nog niet half zo moordend als in Peru of Bolivië, er was armoede, maar in de meeste wijken van het grote centrum waren bedelaars slechts een sporadisch beeld. De vele cafés, bars en restaurants, vaak gezellig ingericht en met een onderhoudende service, waren niet gewoon plaatsen met weinig voorzieningen, bedoeld om te eten en terug te vertrekken, maar waren er ook op gericht hun cliënteel een aangename ervaring aan te bieden. Het enorm veelzijdige culturele leven, met ontelbare theaters, cinema- en concertzalen toonde een stad met inwoners die al lang niet meer hun dagen moesten zien te overleven, maar zich de luxe konden permitteren van kunst en cultuur, van amusement en betaald vertier. Het gemeentebestuur leek deze reputatie enkel te willen bevestigen en hoewel de zomer de Porteños de stad uit had gedreven, op zoek naar ontspanning in het natuuraanbod van hun immense land, werd er een groot zomerfestival georganiseerd op verschillende locaties in de stad, met een gevarieerd aanbod, van Argentijnse rock over theater tot poëzie en circus. Eenmaal mijn hostelgenoten hun motivatie wisten om te zetten in daadwerkelijke actie, slaagden we erin ook daarvan iets mee te pikken.
Na een week in deze sierlijke wereldstad naderde de dag dat ik mijn vliegticket moest gaan verzilveren. Op mijn laatste avond in het hostel kon een ultieme parilla uiteraard niet ontbreken en begeleidt door een fantastische fles rode wijn belandde ik in lange, nachtelijke gesprekken met Earl. De dag nadien was er enkel tijd om mijn vliegtuig te halen en na een publieke busrit van twee uur, tot juist buiten de stadsring, checkte ik mooi op tijd in op mijn TACAvlucht.. de paar extra kilo's die ik meenam waren deze keer niet van mijn bagage...

Monday, February 2, 2009

Wereldwaterwonder

Mijn ouders hun Zuid-Amerikaanse driften waren al jaren niet meer bevredigd geweest en dit jaar zouden hun behoeftes eindelijk nog eens wat aandacht krijgen. Januari zou de maand worden waarin ze het continentale Brazilië nog eens in al zijn uithoeken zouden afreizen en begin december stelden ze me voor om elkaar op hun tocht doelbewust tegen het lijf te lopen. Het makkelijkste zou zijn om elkaar te treffen in Foz do Iguaçu, op de grens van Argentinië, Paraguay en Brazilië, waar ontelbare watervallen een eindeloze stroom toeristen en hun camera's voeden met indrukwekkende waterbeelden, die elke druppel van hun wereldstatus waard zijn. Mijn ouders boden aan de vlucht te betalen en ik schuimde het internet af naar de goedkoopste route. Een intensieve zoektocht later vertelden de vliegprijzen me nog maar eens dat Latijns-Amerika niet Europa is en de goedkoopste oplossing was te vliegen op Buenos Aires, Argentinië en daar de bus te nemen naar Iguaçu.
Een dag nadat ik Cusco onder me kleiner had zien worden, gebeurde hetzelfde met Lima en vier uur later vloog ik over zwembadwijken Gran Buenos Aires in. De rit van de luchthaven naar het hostel (een Via Via), door eindeloze wijken met dambordstraten, gaf me een idee van de uitgestrektheid van deze immense hoofdstad, die een slordige 14 miljoen inwoners telt. Buenos Aires wordt steeds beschreven als de meeste Europese stad in Zuid-Amerika en de terrasjes in San Telmo, waar mijn hostel lag, deden me meimeren naar de Leuvense cafézomer, het Vlaams van de uitbaatster gaf m'n nostalgie nog een extra opstootje.
De dag na die eerste nacht vertrok ik al naar Iguaçu, dus veel tijd voor sightseeing was er niet, maar bij mijn terugkomst zou ik nog een volledige week hebben. Had ik me reeds aangenaam op mijn gemak gevoeld in deze stad door haar Europese allures, dan veegde de busrit alle herinneringen aan het minder comfortabele Peru weg. Een grote luxueuze zetel, warm avondeten, een flatscreen en een toegewijde service vergezelden me op een rit van 18 uur naar het absolute Noorden van Argentinië.. ik had bijna spijt dat we er twee uur vroeger waren dan gepland..
Een vlotte grensovergang bracht me in Brazilië, alwaar ik wederom geconfronteerd werd met mijn tanende Portugees. Desondanks geraakte ik zonder veel moeilijkheden in het hotel waar we hadden afgesproken en voelde me licht overdonderd door de luxe van het resort, ondanks haar betaalbaarheid... het was vermoedelijk vooral het contrast met wat ik me zelf kan permitteren..
Ik nam mijn kamer in en maakte het mezelf gemakkelijk bij het zwembad, dronk enkele cocktails op de hotelrekening en voelde me lichtjes onbehaaglijk tussen al die luxe en de omringende badgasten. Na het moordende à volonté buffet probeerde ik met een koffietje wakker te blijven tot mijn ouders om 2u 's nachts zouden toekomen.. ijdele hoop, tegen twaalf uur zocht ik mijn bed op... even later stonden mijn ouders voor de deur te wachten tot hun slaapdronken zoon hun hotelkamer kwam opendoen en in mijn boxershort probeerde ik tevergeefs wat pit te geven aan ons wederzien.
Begroetingen werden de volgende morgen overgedaan en verbeterd, waarna we aan het ontbijtbuffet (echt alles is 'all you can eat' in dit deel van Brazilië) onze plannen uitstippelden. De watervallen van Iguaçu zijn ongelijk verdeeld tussen Brazilië en Argentinië, die beiden graag de wondere waters bij hun grondgebied hadden willen voegen en de Argentijnen hebben uiteindelijk het meeste aantal kubieke meters weten te bemachtigen. Het Braziliaanse park lag echter op tien minuutjes wandelen van ons hotel en zou dus onze eerste etappe worden. Eenmaal de officiële ingang voorbij werden we met een bus verder in het natuurpark gebracht, waar we werden afgezet aan het begin van een aangelegd pad. Enkele bochten afdalen door het regenwoud brachten ons tot bij de eerste uitzichten, over de Iguaçurivier, op de Argentijnse kant, waar eindeloze watervallen met elkaar wedijverden om de meest idyllische te zijn en elk op hun eigen manier over de kloof stortten die de rivier over een breedte van twee kilometer onvermijdelijk ten val bleef brengen. De hordes toeristen waren even onontkoombaar en soms was het letterlijk aanschuiven om een foto te nemen of even aan de leuning te staan om het watergeweld zijn imposante werk te laten doen. Het betonnen pad leidde ons even later tot op een groot platform in het midden van de rivier, op luttele tientallen meters van de grotere valpartijen, waar tot nevel herleidde waterstromen de ervaring geleidelijk meer voelbaar maakten. De eindeloosheid van het donderende water, dat onvermoeibaar over de rand van de kloof blijft vallen, nooit verminderend, nooit helemaal hetzelfde, steeds fascinerend, heeft iets hypnotiserend.. zoals de aantrekkingkracht van een kampvuur, waar je naar kan blijven kijken, zonder echt naar iets concreets te kijken, maar toch geboeid te zijn.. alsof het primitieve je meesleurt in een nostalgisch gevoel naar iets ongrijpbaars.
Het Iguaçupark bestaat niet alleen uit de rivier en haar watervallen, het regenwoud eromheen heeft minstens evenveel natuurpareltjes te bieden. Tours in het natuurpark blijken echter schaars te zijn, aangezien de meeste toeristen ook enkel geïnteresseerd zijn in het wereldberoemde waterwonder. Iguaçu's watervallen zijn de breedste op onze planeet en het gevreesde dierentuintoerisme vindt hier dan ook een van zijn grootste afzetmarkten, maar vreemd genoeg stoorde het ons niet echt. We wisten al maanden op voorhand dat de waterstromen parallel zouden lopen aan even massale toeristenstromen en we lieten ons gewillig meevoeren op hun deiningen. Na onze eerste kennismakingen met de waterberoemdheid keerden we terug naar ons hotel, maar alvorens onze oase van bescheiden luxe te betreden bezochten we het vogelpark vlakbij, waar een ode aan diversiteit in kooien werd tentoon gesteld. Prachtige beesten, stuk voor stuk, maar bij sommige exemplaren was het gebrek aan ruimte te benauwend om hun volle ornaat boven te halen.
Voor het avondeten zochten we een aanrader uit onze gids op, aan de oevers van de Parana, en wederom moesten we onszelf à volonté laten gaan aan een uitgebreid buffet vergezeld van een rodizio van vis (wat betekent dat obers eindeloos langs je tafel komen met verschillende soorten vis, tot je echt niet meer kan en verschillende keren hun aangeprezen waren weigert). Na een maaltijd, die wederom de grenzen van onze maagwand tartte, keerden we terug naar onze kamer, de volgende dag zouden we vroeg vertrekken om de Argentijnse kant aan te doen, die heel wat uitgebreider is en waar het pad tot vlakbij de watervallen gaat...

de film is beter dan het boek - Foz do Iguaçu

Monday, January 26, 2009

Cuscurama IV: afscheid

Zoals met alles, zou ook mijn vrijwilligerswerk, mijn verblijf in Cusco en daarmee mijn sedentaire periode in Peru, een einde kennen. Vorige week maandag was het dan zo ver, mijn laatste dag in de hoge Peruaanse stad, mijn laatste keer werken in de jeugdgevangenis, mijn laatste rit in het veeleisende openbare vervoer en mijn laatste ademnood in steile straatjes. Ik moest om 8u in het jeugdcentrum Marcavalle zijn, omdat de opvoeders alsnog geinteresseerd bleken in mijn presentatie over motivatie en geen gebruik hadden gemaakt van de eerste versie de week voordien, omwille van een staaltje Latijns-Amerikaanse communicatie. Het verwachte scepticisme bleef uit en zelfs de meest repressieve werknemers stonden open voor een andere benadering, het was een aangename voormiddag. Van de jongens waarmee ik de laatste twee maand had gewerkt, had ik de week voordien al afscheid genomen, omdat ik dacht dat het toen mijn laatste keer zou zijn, en na mijn uitleg haastte ik me terug naar het centrum om de obligate laatste prullen te regelen voor ik de Andesvallei achter me zou kunnen laten. De belangrijkste onder die prullen waren de mensen van wie ik afscheid wou nemen, Lohita van het vegetarisch kraampje, Nidia van het internet en natuurlijk Juan Carlos, mijn mentor in Marcavalle en begeleider in de Peruaanse gemeenschap, die zich meer en meer ontpopt had tot een goede vriend, ondanks het grote leeftijdsverschil. De meeste van mijn andere vrienden waren al vertrokken en van de laatste overblijvenden had ik in het weekend afscheid genomen. Lohita bewees ik de eer van een laatste vegetarische lunch en Nidia mocht mijn laatste toetsaanslagen aanschouwen. In een vlaag van gemeende hoffelijkheid had ik voor beide vrouwen in mijn Cuscaanse leven een kleine chocolade attentie voorzien en ze smolten sneller dan het ontvangen kleinood.
Juan Carlos nam me ´s avonds mee voor een Pisco Sour in de bar van zijn familie, samen met een neef en zijn vriendin uit Arequipa, waarna we een schitterende pizza aten in de meest toeristische straat van de stad. We hadden meer dan aangenaam samengewerkt in de laatste maanden, we waren best productief geweest, ondanks de Latijns-Amerikaanse obstakels, en hadden ons bijzonder goed geamuseerd.. net zoals onze samenwerking was ook ons afscheid zuiders getint en de laatste woorden moesten het zonder een vaste stem doen..
Ik nam mijn laatste taxi huiswaarts, onaantastbaar voor de pogingen van de chauffeur om me meer te vragen dan hij zou mogen, na vier maanden bikkelharde training in afdingen. In mijn appartment wachtten me de laatste handdrukken aan mijn vriendelijke huisgenoten van de laatste weken, alvorens mijn valies nog enkele uren zijn deel van de aandacht opeiste.
Van Cusco zelf zal ik niet zó veel missen, de grootsheid en chaos van de stad kunnen bij wijlen stresserend zijn en het massatoerisme verwelkt vaak de idyllische pracht van de legendarische stad. Maar toch, naast het boeiende werk in Marcavalle had Cusco nog andere herinneringen op zijn naam staan. Wat ik het meeste zal missen is haar ligging, hoog tussen de bergen, in een vallei, op duizelingwekkende hoogte, omringd door de groene, afgeronde toppen met hun kleurrijk landbouwpatroon, waar ik tot op de laatste dag nog andere, onbekende tinten groen in bleef ontdekken; de grote straat vlakbij mijn appartement, die horizontaal tegen een flank ligt, waardoor mijn tocht naar het centrum in het begin steeds vergezeld werd van een prachtig uitzicht over de ingenomen vallei; de uitdeining van de stadsgrenzen op de flanken van de groene bergen, alsof de bewoners hun stad niet goed onder controle hebben en ze van elk onbewaakt moment gebruik maakt om stilletjes verder omhoog te kruipen, het dal uit, de bergtoppen tegemoet; het nachtelijke Cusco, waarin je vanop het Plaza de Armas kunt zien hoe gele lichtjes de onregelmatige grenzen van die uitdeinende stad aangeven en ze nog verder lijkt te komen dan overdag te zien is... waar ik ook aan zal terugdenken zijn de dagdagelijkse contacten met de Peruanen, bij wie de dollartekens in hun ogen snel uitdoven en plaats maken voor bescheiden vriendelijkheid eenmaal ze merken dat je hun taal spreekt en niet de zoveelste toerist op doortocht bent...
het waren vier leuke maanden in Cusco, maar ik heb minstens evenveel zin in de weken reizen die nog voor me liggen, hoewel geen enkel hostel zo vertrouwd zal voelen als de oude Incastad die ik achter me laat...