Monday, March 30, 2009

Pisco bouwer

De weg van Chiclayo naar Pisco was een vermoeiende 15 uren busrit geworden, maar al gauw werd duidelijk dat mijn tijd hier een mooie afsluiting zou worden van mijn lange verblijf in Peru. Het huis van de NGO Pisco Sin Fronteras straalde een aangename chaos uit, de internationale vrijwilligersgroep had een aanstekelijk elan en werkmoraal en de voertaal was comfortabel engels. Het intensieve leven in de half verwoeste woestijnstad slorpte me helemaal op en installeerde een sluipend verzuim van mijn virtuele activiteiten. Ik schreef wel een stukje voor de blog van de organisatie en geschreven tijdens mijn laatste dagen in mijn tweede Peruaanse thuis leek een copypaste me dan ook de beste verslaggeving.

I was traveling around Peru a few weeks ago, finding myself being tired of continuously living out of a backpack. I wanted to spend my last weeks of this long trip differently, doing something useful. I wanted to find a project to get involved in and though I had volunteered before in Cusco working in a youth prison, I felt like working with my hands now. I had heard about a devastating earthquake one year and a half ago in Pisco, a city south of Lima, shaking and flooding it’s streets and houses, destroying 80 % of the buildings and leaving 600 dead. A quick search on the internet taught me that several foreign NGO’s had helped the traumatized community and I was happy to find a Peruvian one that excepted anybody who wanted to get their hands dirty for any period they wanted.
About two weeks ago I arrived in dusty Pisco at the headquarters of PSF, the three housedogs greeted me gently and escorted me from my mototaxi to the front door. After a quick call, Jen (project manager) and Harold (big, serious boss) came over, gave me a tour of the house and guided me to one of the free bunk beds. An hour after my arrival I was working with the rest of the volunteers in a soon-to-be school close to the center of Pisco, sifting sand and sweating in the harsh afternoon sun. The contact with the rest of the cheerful group was relaxed and spontaneous, it didn’t take me long to feel at home in the lively house at Pisco Playa. If anything, the lovely cook Carolina would drag you into the common moments and her charming personality did not only cheer up her exquisite cooking style…
Today I find myself writing this blog, realizing how fast the two past weeks have gone by, how few times I mailed my friends at home and how intense the hours and days here have been. The work has been hard once in a while, but the reactions of the people always rewarding. Monday we were pouring a concrete floor, joking and laughing with the father of the family and his friends, though very few of us spoke their language. Yesterday we started the day demolishing a little wall next to a house and in the afternoon we were dragging down some dangerous iron constructions in the Ebenezer school, where we had been working when I arrived. The principal always welcomes us with a pure smile, showing her gratitude every time we drop by.
Though we work five full days a week and a half day on Saturday, it’s not all work that occupies us. Sometimes we go to the beach, try to fish something standing on the old pier or we jump in the nearby swimmingpool and relax untill we're exhausted. At night we drink a beer, have a chat, a conversation and a laugh, supported by the occasional bonfire and guitar chord. Last weekend about six new volunteers arrived, followed by three more on Monday and Tuesday, making our group a record of 25 for dinner that night. The Irish couple Karl and Niamh provided an Irish breakfast that morning, continuing their celebration of Saint Patrick’s day after evening dinner with a modest shot of Baileys and Tia Maria, some river dancing and lots of Irish music. The little party afterwards gave Saint Paddy all the respect he deserved. The next morning was slightly more difficult, but, dedicated as always, everybody was present at the morning meeting.
On Sunday I’ll have to say goodbye to Pisco, but the most difficult part will be my departure from our house in Pisco Playa. The rewarding work, fun and friendship I found there made for the most beautiful ending of my six months here in Peru and the warm heart I dedicate to this place has nothing to do with the burning desert sun...

Thomas (Leuven, Belgium).

Sunday, March 15, 2009

Off the road

Een week in het helse Lima had veel gevraagd van mijn tolerantie, ik had nood aan wat rustigere oorden en merkte dat ik de groene bergen rondom Cusco miste. Tussen de maalstromen en claxonstoten van de grootstad was ik hier en daar beslopen geweest door een vaag gevoel van melancholie en ik voelde dat het tijd werd om verder te gaan. De avond na het bezoek in Lurigancho kwam Dorien toe in Lima, Pierina en Juan konden haar voor één nacht te slapen leggen en de dag nadien vertrokken we 's avonds richting Trujillo, in het toeristenarme Noorden van Peru. We hadden allebei wat genoeg van de drukte op de gringotrail, die vaak bevolkt wordt door toeristen die van hostal naar hostal reizen, enkel met engelssprekenden omgaan, de helft van hun trip toewijden aan zuipen en bezienswaardigheden standaard awsome en amazing vinden... "you really have to see it". Soms lijken verhalen die je hoort wel een opbod, alsof diegene met de meest bezochte sights met eeuwige reizigersroem naar huis mag en dat vlagje op zijn rugzak extra waarde krijgt. Wat je te zien krijgt langs die trail is absoluut de moeite, maar het prachtige Peru lijkt door sommigen wat herleid te worden tot een prentjesboek in plaats van een land dat je bezoekt. Ze rijden lange busritten van hoogtepunt naar hoogtepunt, schuiven aan om dezelfde foto als hun voorganger te nemen en eten tien keer duurder dan Peruanen, afgewisseld met de vertrouwde KFC en McDo. We wilden voor slow tourism gaan en een rustigere route volgen, die ons langs wat kleinere dorpen de bergen zou inleiden en meer 'off the beaten track' zou zijn... onze tijd nemen. Net zoals het Zuiden van Peru is het Noorden rijkelijk bezaaid met ruïnes allerhande, maar het grote verschil is dat ze grotendeels pre-Inca zijn en dus minder worden opgehypt. Daarnaast is het Noorden heel wat goedkoper en heeft een heel andere keuken, die aan de kust overladen is met vis- en zeevruchtgerechten, waaronder de verslavende ceviche (rauwe vis bewerkt met limoensap).
Onze eerste busrit bracht ons in Casma, één van die dorpjes waar we rustig aan slow tourism konden doen, tijdens de 9 uur die het ons gekost had om er te geraken waren spijtig genoeg onze camera's gestolen. Een bezoek aan de wc tijdens de nacht had vlugge vingers hun begeerde kans gegeven, Dorien sliep en had niets gemerkt. Hoewel licht geprikkeld stak al snel ons getraind relativeringsvermogen de kop op, er waren bijna geen foto's verloren gegaan en we zouden ergens wel een nieuwe camera kunnen kopen.
Na een nacht in het gemoedelijke vissersdorp trokken we verder naar Trujillo, de laatste echt grote stad op onze tocht en de laatste toeristische trekpleister voor we resoluut het binnenland in zouden gaan. Een lange onderhandeling leverde ons allebei een mooie, goedkope camera op en gewapend met ons nieuwe kleinood vertrokken we na een paar dagen naar onze eerste bergbestemming van velen. We namen rustig onze tijd en op Andesdrafje kwamen we enkele dagen later in Cajamarca, een iets grotere stad die zich trots Peru's carnavalhoodstad mag noemen. Toevallig hadden we juist het grootste feestweekend uitgekozen en de eerste avond laveerden we tussen groepjes zingende locals op het Plaza de Armas, die ons om de beurt drank aanboden en gesprekken startten in hun beste engels. Net zoals in de vorige dorpjes bleken we geen vertrouwd zicht te zijn, mensen konden zelden hun blikken verbergen, lachten schuchter bij begroetingen en collega's kwamen we niet tegen. De laatste dag belandden we in het beruchte hoogtepunt van Cajamarca's carnaval.. in de late voormiddag hoorden we vanuit ons hostal getrommel en geroep op de straten en een snelle blik toonde groepjes drinkende, muziek spelende jongeren die door de straten marcheerden, andere groepen, zichzelf en onschuldige omstanders nat maakten en met verf bekladden.. taxi's, combi's en bussen van kleurrijkere carrosserie voorzagen en het ontdekken van zeldzame, nietsvermoedende gringo's met druipende kwasten vierden. Als bij wonder ontsnapten we haast ongeschonden uit de binnenstad, maar ik moest nog terug voor een paar praktische zaken... de verflust was er niet minder op geworden.. het zou lang duren voor ik een stad tegenkwam waar ik het rood en geel uit mijn jeans en polo kon wassen..
We reisden verder en met de hulp van de immer vriendelijke bergbewoners haalden we steeds minder onze reisgids boven. Ons Spaans doorbrak de nieuwsgierige blikken van de mensen op straat en hun spontane gastvrijheid deed de rest. Busuren, hostals en restaurants selecteerden we uit de tips van plaatselijke bewoners, we verbleven zelden voor meer dan 10 sol (2,5 €), aten wat de pot schafte en zagen lange tijd geen enkele toerist op ons pad... zelfs over bezienswaardigheden bleek onze gids vaak nog iets te kunnen bijleren. Uiteindelijk leerden we één Spanjaard kennen, onze enige vriend onderweg, met wie we een carnavalsfeestje vierden in een charmant bergdorpje, dansend rond een boom om hem uiteindelijk om te hakken. Twee dagen later waren we al weer alleen en wandelden we naar het hoogtepunt van onze trip, Kuelap, een indrukwekkend pre-Incafort boven op de kam van een 3000 meter hoge berg, overgroeid door bomen, planten en donkerrode epifyten, alsof Mogli's apen er niet lang geleden hun thuis van hadden gemaakt. Een lange tocht achterin de kofferbak van een pick-up, de steile bergweg naar beneden, langs de schemering, de vallende avond in, bracht ons uiteindelijk in Chachapoyas, waar onze wegen zouden scheiden. Dorien zou verder reizen naar het Noorden, Ecuador in, ik zou terugkeren naar het Westen, naar de kuststad Chiclayo. Dat zou mijn laatste stop worden, ik had er een beetje genoeg van uit mijn rugzak te leven en had besloten mijn laatste weken door te brengen in een bouwproject aan de kust, in Pisco, een stadje drie uur onder Lima, midden in de hete woestijn...

Monday, March 2, 2009

Tg in een misdaadstaat

De laatste congresdag werd voorzien van de nodige afscheidsrituelen en dankbetuigingen, het succes van de conferentie moest uiteraard benadrukt worden en de aristocratische Marilu wist de zaal zelfs recht te krijgen om samen een lied te zingen, dat ze uit volle borst en met iets te hysterische geestdrift begeleidde. Na de laatste folkloristische dans verzamelden we en namen een taxi naar San Juan de Lurigancho, het district waar de gevangenis zijn immense terrein insloot.
We wachtten voor de hoge muren tot iedereen was aangekomen en gingen binnen in wat de grootste gevangenis van Zuid-Amerika zou zijn. Gebouwd voor 2000 gevangenen houdt Lurigancho nu 12000 delinquenten vast, zolang deze massa niet uit de voegen naar buiten sijpelt is de directie tevreden, controle en repressie zijn al lang onhaalbare doelstellingen geworden, het dagelijks beleid ligt in de handen van de meest machtigen onder de bewoners. De gevangenen kunnen doen en laten wat ze willen en doorheen de tijd heeft er zich een ware microsamenleving gevormd binnen de hoge muren, gevoed door geld, gebaseerd op criminaliteit en geleefd volgens de straatregels van buiten. Corruptie tiert welig en alles, maar werkelijk alles, is te verkrijgen binnen de beslotenheid van het gevangenisleven... als je genoeg geld hebt. Een nieuwe gevangene wordt naar zijn afdeling gebracht, waar hij moet betalen aan een groepje zwaardere mannen om binnen te mogen en waar hij maandelijks huur moet betalen voor zijn onderdak. Wie geld heeft kan ergens bij in een cel kruipen, waarvan de sleutels in handen zijn van de gevangenen zelf en die nooit gemaakt werden voor het aantal dat ze nu te slapen moeten leggen. Wie geen geld heeft belandt in de straten en gangen van het immense complex, als een bedelaar aan een onzichtbare ketting. De concentratie van criminaliteit zorgt voor een broeierige tijdbom, die van tijd tot tijd stoom moet aflaten in de vorm van geweldadige confrontaties. Binnen de muren gebeuren er geen controles, bendes worden gewoon verdergezet en bepalen het reilen en zeilen van het dagelijks leven, wapens zijn te koop bij de juiste mensen, tot mitrailleurs en handgranaten toe, drugs vindt je overal en zijn goedkoper dan buiten.. ze worden geproduceerd door twee afdelingen die hele labo's hebben weten te installeren in hun woonplaats. Hun handeltje is lucratief, ze schijnen als pimps te leven in hun cellen, vermaakt door dvdspelers en plasmaschermen. Negentig procent van de gedetineerden leeft grotendeels onder invloed en probeert zo de lege dagen door te komen, want de gevangenis zelf biedt geen enkele vorm van werk, ontspanning of nuttig tijdverdrijf. Het enige wat hun gemoederen wat tot rust kan brengen zijn de prostituees, die elke vrijdag clandestien worden binnengelaten en vaak zondagavond pas terug de deur uitgaan. Binnen deze kleine misdaadstaat werkt de therapeutische gemeenschap Anda met de gevangenen die iets aan hun verslavingsprobleem zouden willen doen, mits kleine gunsten voor bigshots in de verschillende afdelingen worden ze met rust gelaten en kunnen ze werken in een apart gebouw, geschonken door een religieuze vereniging.
Onze groep geïnteresseerden werd vergezeld door vier werknemers van Anda, de directeur Tony zou ons binnen opwachten. Na twee controles, inclusief vingerafdrukken en fouillering, stonden we voor de hoge hekken om binnen te gaan. Achter deze ijzeren scheiding kon je het gevangenisleven zien broeien, luidruchtig geroezemoes, slinkse blikken, groepjes mannen die bijeen stonden.. om in de Tg binnen te raken moesten we een paar gangen doorlopen, tussen de gevangenen door.. ik ga niet ontkennen dat mijn hart luider begon te slaan. De hekken werden geopend en in groep stapten we vier gangen door, die vermoedelijk langer leken dan ze waren. We werden uiteraard vergezeld door de werknemers van Anda, maar ik voelde de spanning bonzen in en rondom me. Slechts hier en daar werden we aangesproken voor een aalmoes, maar voor de rest werden we eigenlijk mooi met rust gelaten. Hoe dan ook was ik blij toen ik Anda binnenstapte en de zinderende spanning van de lange gangen achter me werd buitengesloten.
We kregen een rondleiding op het gelijkvloers en gingen naar boven naar de woon- en eetruimtes. De bewoners werden bijeengeroepen in de keuken en aan de lange tafel vertelden enkelen hun immer schrijnende verhalen. Hoe ze in de gevangenis nog lager vielen dan buiten, hoe onder invloed zijn hun leven was geworden, hoe ze al besloten hadden dat ze verslaafd zouden sterven, hoe ze hoorden van het project van Anda en dan uiteindelijk hier belanden. Ze vertelden over de moeilijke eerste maanden, de verleidingen die de drugswalmen van het aangrenzende paviljoen losweekten, de druk van het samenleven. Maar de meesten eindigden hun verhaal met wat Anda hen al had bijgebracht, hoe ver ze al waren en hoe sterk ze zich nu voelden. Verschillende ex-bewoners hadden verantwoordelijke posities ingenomen in de Tg en de meesten van hen verbleven ook nog in het gebouw. Hun vriendelijkheid en zelfvertrouwen hadden ze te danken aan hun lange werk in het project.
Na een kleine lunch nam Tony ons mee de tuin in en vertelde over de verschillende fases in het programma, over het vallen en opstaan van bewoners en over hun konijnenkweek. Ik was erg onder de indruk, werken met verslaafden is één ding, maar werken met een groep gevangenen, die doordrongen zijn van de straatmentaliteit, die hun emoties diep begraven hebben onder de ruwe bolster van de misdaad en die soms levensdelicten op hun geweten hebben, lijkt me een net iets grotere uitdaging.
We namen afscheid van de bewoners en begaven ons naar de uitgang, de portier liet ons de drempel overstappen en wederom was het contrast overweldigend. Ik was al iets meer op mijn gemak, maar het verlaten van de rustige oase van de Tg stelde mijn zintuigen weer scherp. De lange, vensterloze gang waar we instapten leek op een overvolle winkelstraat, gevuld met druk geroezemoes en overdekt door een stoffige waas die iets weg had van smog in een grote stad. De gangen waren al iets korter geworden, maar deze keer voelde ik bij elke stap de overbevolktheid van de gevangenis op mijn lijf drukken, als een zware stapel dekens waaronder je naar een betere positie zoekt. Aan de poort was er heisa rond leveringen die toekwamen, armoedige gevangen verdrongen elkaar om te helpen dragen, wat hen een Sol zou kunnen opleveren. We werden vlot doorgelaten door de bewakers en achter ons zagen we hoe ze hun matrakken bovenhaalden om de bende opdringerige schooiers op een afstand te houden. Angstig stoven ze uiteen, maar bijna even snel staken ze hun arm terug door het traliewerk om de aandacht te trekken. Lurigancho maakte geen onderscheid tussen veroordeelden, normalen, gehandicapten, mentaal gestoorden, allemaal konden ze hun tijd er slijten.. het enige onderscheid dat er was werd bepaald door het geld waarmee je binnenkwam, als je dat niet had werd je niet alleen veroordeeld tot gevangenschap, maar ook tot bedelarij...