Sunday, March 15, 2009

Off the road

Een week in het helse Lima had veel gevraagd van mijn tolerantie, ik had nood aan wat rustigere oorden en merkte dat ik de groene bergen rondom Cusco miste. Tussen de maalstromen en claxonstoten van de grootstad was ik hier en daar beslopen geweest door een vaag gevoel van melancholie en ik voelde dat het tijd werd om verder te gaan. De avond na het bezoek in Lurigancho kwam Dorien toe in Lima, Pierina en Juan konden haar voor één nacht te slapen leggen en de dag nadien vertrokken we 's avonds richting Trujillo, in het toeristenarme Noorden van Peru. We hadden allebei wat genoeg van de drukte op de gringotrail, die vaak bevolkt wordt door toeristen die van hostal naar hostal reizen, enkel met engelssprekenden omgaan, de helft van hun trip toewijden aan zuipen en bezienswaardigheden standaard awsome en amazing vinden... "you really have to see it". Soms lijken verhalen die je hoort wel een opbod, alsof diegene met de meest bezochte sights met eeuwige reizigersroem naar huis mag en dat vlagje op zijn rugzak extra waarde krijgt. Wat je te zien krijgt langs die trail is absoluut de moeite, maar het prachtige Peru lijkt door sommigen wat herleid te worden tot een prentjesboek in plaats van een land dat je bezoekt. Ze rijden lange busritten van hoogtepunt naar hoogtepunt, schuiven aan om dezelfde foto als hun voorganger te nemen en eten tien keer duurder dan Peruanen, afgewisseld met de vertrouwde KFC en McDo. We wilden voor slow tourism gaan en een rustigere route volgen, die ons langs wat kleinere dorpen de bergen zou inleiden en meer 'off the beaten track' zou zijn... onze tijd nemen. Net zoals het Zuiden van Peru is het Noorden rijkelijk bezaaid met ruïnes allerhande, maar het grote verschil is dat ze grotendeels pre-Inca zijn en dus minder worden opgehypt. Daarnaast is het Noorden heel wat goedkoper en heeft een heel andere keuken, die aan de kust overladen is met vis- en zeevruchtgerechten, waaronder de verslavende ceviche (rauwe vis bewerkt met limoensap).
Onze eerste busrit bracht ons in Casma, één van die dorpjes waar we rustig aan slow tourism konden doen, tijdens de 9 uur die het ons gekost had om er te geraken waren spijtig genoeg onze camera's gestolen. Een bezoek aan de wc tijdens de nacht had vlugge vingers hun begeerde kans gegeven, Dorien sliep en had niets gemerkt. Hoewel licht geprikkeld stak al snel ons getraind relativeringsvermogen de kop op, er waren bijna geen foto's verloren gegaan en we zouden ergens wel een nieuwe camera kunnen kopen.
Na een nacht in het gemoedelijke vissersdorp trokken we verder naar Trujillo, de laatste echt grote stad op onze tocht en de laatste toeristische trekpleister voor we resoluut het binnenland in zouden gaan. Een lange onderhandeling leverde ons allebei een mooie, goedkope camera op en gewapend met ons nieuwe kleinood vertrokken we na een paar dagen naar onze eerste bergbestemming van velen. We namen rustig onze tijd en op Andesdrafje kwamen we enkele dagen later in Cajamarca, een iets grotere stad die zich trots Peru's carnavalhoodstad mag noemen. Toevallig hadden we juist het grootste feestweekend uitgekozen en de eerste avond laveerden we tussen groepjes zingende locals op het Plaza de Armas, die ons om de beurt drank aanboden en gesprekken startten in hun beste engels. Net zoals in de vorige dorpjes bleken we geen vertrouwd zicht te zijn, mensen konden zelden hun blikken verbergen, lachten schuchter bij begroetingen en collega's kwamen we niet tegen. De laatste dag belandden we in het beruchte hoogtepunt van Cajamarca's carnaval.. in de late voormiddag hoorden we vanuit ons hostal getrommel en geroep op de straten en een snelle blik toonde groepjes drinkende, muziek spelende jongeren die door de straten marcheerden, andere groepen, zichzelf en onschuldige omstanders nat maakten en met verf bekladden.. taxi's, combi's en bussen van kleurrijkere carrosserie voorzagen en het ontdekken van zeldzame, nietsvermoedende gringo's met druipende kwasten vierden. Als bij wonder ontsnapten we haast ongeschonden uit de binnenstad, maar ik moest nog terug voor een paar praktische zaken... de verflust was er niet minder op geworden.. het zou lang duren voor ik een stad tegenkwam waar ik het rood en geel uit mijn jeans en polo kon wassen..
We reisden verder en met de hulp van de immer vriendelijke bergbewoners haalden we steeds minder onze reisgids boven. Ons Spaans doorbrak de nieuwsgierige blikken van de mensen op straat en hun spontane gastvrijheid deed de rest. Busuren, hostals en restaurants selecteerden we uit de tips van plaatselijke bewoners, we verbleven zelden voor meer dan 10 sol (2,5 €), aten wat de pot schafte en zagen lange tijd geen enkele toerist op ons pad... zelfs over bezienswaardigheden bleek onze gids vaak nog iets te kunnen bijleren. Uiteindelijk leerden we één Spanjaard kennen, onze enige vriend onderweg, met wie we een carnavalsfeestje vierden in een charmant bergdorpje, dansend rond een boom om hem uiteindelijk om te hakken. Twee dagen later waren we al weer alleen en wandelden we naar het hoogtepunt van onze trip, Kuelap, een indrukwekkend pre-Incafort boven op de kam van een 3000 meter hoge berg, overgroeid door bomen, planten en donkerrode epifyten, alsof Mogli's apen er niet lang geleden hun thuis van hadden gemaakt. Een lange tocht achterin de kofferbak van een pick-up, de steile bergweg naar beneden, langs de schemering, de vallende avond in, bracht ons uiteindelijk in Chachapoyas, waar onze wegen zouden scheiden. Dorien zou verder reizen naar het Noorden, Ecuador in, ik zou terugkeren naar het Westen, naar de kuststad Chiclayo. Dat zou mijn laatste stop worden, ik had er een beetje genoeg van uit mijn rugzak te leven en had besloten mijn laatste weken door te brengen in een bouwproject aan de kust, in Pisco, een stadje drie uur onder Lima, midden in de hete woestijn...

No comments: